varken

{{varken}}{{/term}}

1 [dier] porc 〈m.〉⇒ cochon 〈m.〉

2 [spaarpot] tirelire 〈v.〉

♦voorbeelden:

1   een lui varken zijn • être paresseux comme un loir

     schreeuwen als een mager varken • crier comme un putois

     〈figuurlijk〉 het varken is op een oor na gevild • le gros de l'ouvrage est fait

     〈figuurlijk〉 wij zullen dat varken(tje) wel wassen • on s'en occupe

     zo lui als een varken • paresseux comme un loir

     〈spreekwoord〉 veel varkens maken de spoeling dun • les étourneaux sont maigres, parce qu'ils vont en troupe

     〈spreekwoord〉 vieze varkens worden niet vet • chat ganté n'a jamais pris de souris

Deens-Russisch woordenboek. 2015.